Over Transbaso

Medewerkers

Transbaso was een samenwerking tussen:

Universiteit Gent - Piet Van Avermaet en Mieke Vanhoutte
Vrije Universiteit Brussel - Dimokritos Kavadias
Universiteit Antwerpen - Paul Mahieu en Jan Vanhoof
AP Hogeschool - Britt Dehertogh
Hogeschool Gent - Christian Van Kerckhove

Een gebruikersgroep gaf op regelmatige tijdstippen input, feedback en aanbevelingen aan het consortium. De gebruikersgroep bestond uit onderzoekers, participerende scholen, schoolbegeleidingsdiensten, leerlingenbegeleidingscentra (CLB), sociale organisaties en beleidsmakers. Meer dan 44 partners hebben hard meegewerkt aan de doelen van Transbaso.

Deze medewerkers vertaalden de onderzoeksresultaten in praktijkgerichte tools:

AP Hogeschool: Nathalie Van Ceulebroeck, Mie Bruyninckx, Sarah van Hoof, Nele Willems
Hogeschool Gent: Celine Mertens, Liese Vanderauwera, Koen Mattheeuws, Charlotte De Kock
Steunpunt Diversiteit en Leren: Eva Verstraete, Jan De Mets, Karin Goosen

En dit waren de onderzoeksmedewerkers:

Universiteit Gent: Sarah Thys, Marie Seghers, Eva Verstraete
Universiteit Antwerpen: Elien Sneyers
Vrije Universiteit Brussel: Simon Boone, Frederik De Roeck, Kenneth Hemmerechts, Ellen Huyge

Aanleiding
In 2010 verschenen de conclusies van het onderzoek “Sociale ongelijkheid bij de overgang van basis- naar secundair onderwijs: een onderzoek naar de oriënteringspraktijk”, in opdracht van de Vlaamse minister van Onderwijs. Dit onderzoek toonde vijf pijnpunten in de transitie tussen basis en secundair aan.

  1. Ten eerste bleek dat de keuzes van leerlingen nog steeds ten dele bepaald worden door de sociale herkomst van hun ouders. Leerlingen uit gezinnen met een hoge socio-economische status (SES) zijn meer geneigd te kiezen voor studieopties als Latijn en moderne – tegenover studieopties als techniek, sociaal-technische vorming, enzovoort – dan leerlingen uit gezinnen met een lage SES, zelfs al hebben deze laatsten vergelijkbare prestaties behaald in het basisonderwijs.
  2. Ten tweede kwam naar voren dat keuzes voor een technische optie in het eerste jaar A vaak uitgesproken negatief waren. Leerlingen kozen hiervoor omdat ze ervan uitgingen dat andere opties te moeilijk zouden zijn, eerder dan dat ze hiervoor kozen uit oprechte interesse in de daar aangeboden vakken.
  3. Een derde vaststelling was dat bepaalde groepen van ouders, en met name laagopgeleide ouders en ouders met een migratieachtergrond, minder gemakkelijk bereikt worden door de basisschool voor het geven van informatie over de overgang naar het secundair onderwijs.
  4. Ten vierde bleek dat er erg weinig contact is tussen basis- en secundair onderwijs, hetgeen leidt tot wederzijds onbegrip en soms zelfs frustraties.
  5. Tot slot kwam het onderzoek tot de vaststelling dat in heel wat basisscholen een duidelijk en gedragen beleid inzake studie- en schoolkeuze ontbreekt. Leerkrachten gaven vaak aan het gevoel te hebben er alleen voor te staan en niet altijd te weten wat er van hen verwacht werd.

Lees het volledige rapport van het onderzoek “Sociale ongelijkheid bij de overgang van basis- naar secundair onderwijs: een onderzoek naar de oriënteringspraktijk”.

Onderzoeksopzet

De onderzoekwerkzaamheden vielen ruwweg uitéén in drie grote luiken. Het eerste luik bevatte een reeks van grootschalige bevragingen in alle 36 scholen bij leerlingen, hun ouders en hun leerkrachten. In het tweede luik organiseerden we ook meer kleinschalige bevragingen aan de hand van interviews met leerlingen, leerkrachten en ouders. En ten slotte hielden we een reeks van procesevaluaties bij de interventiescholen. In dit kader namen we interviews met directeurs af, organiseerden we focusgroepen en groepsinterviews met leerkrachten(teams) en leerlingen.

Download het onderzoeksopzet voor meer informatie.