School
Jouw resultaat
In onze school ligt de klemtoon op het begeleiden van het keuzeproces, eerder dan op het geven van advies.
Uit onze interviews met leerkrachten blijkt dat een advies formuleren en geven als leerkracht soms moeilijk en frustrerend is. Leerkrachten hebben soms het gevoel dat ze maar weinig kunnen betekenen voor leerlingen op die manier. De helft van de ouders geeft zelfs aan nooit een advies te hebben gekregen. Uit onze interventies weten we dat leerkrachten die hun focus verleggen naar het begeleiden van het keuzeproces, het gevoel hebben veel meer voor hun leerlingen te betekenen. En dat gevoel is terecht want leerlingen zijn meer tevreden over hun keuze als er meer aandacht uitgaat naar de begeleiding van het keuzeproces.
Het advies dat wij geven is de synthese van een gezamenlijk proces.
Leerkrachten worden zich pas bewust van stereotiepe aannames en vooroordelen als ze hun ideeën aftoetsten bij de leerling zelf, de ouders, andere collega's of andere betrokkenen. Uit ons onderzoek blijkt immers dat adviezen van leerkrachten soms gekleurd zijn door stereotiepe opvattingen over de achtergrond van leerlingen.
Onze school communiceert duidelijk met leerlingen en ouders over hoe de school hen zal ondersteunen in het studie- en schoolkeuzeproces.
Uit de interviews met ouders blijkt dat (vooral kwetsbare) ouders en leerlingen goed moeten weten waarvoor ze kunnen aankloppen bij de school. Door te expliciteren wat de school opneemt in de begeleiding en wat niet, wordt ook meteen duidelijk wat de rol van de ouders nog kan zijn en krijgen ouders de kans om hun rol op te nemen. Uit de praktijk in scholen blijkt dat ouders die rol dan ook opnemen.
Onze school betrekt ouders en leerlingen op tijd (twee jaar voor de overgang) bij het keuzeproces.
Kiezen vraagt veel tijd: verschillende scholen bezoeken, nieuwe activiteiten doen om interesses te ontdekken, regelmatig reflecteren over wat je graag doet, wat je goed kan, hoe je evolueert, wat je leert, … én omdat inschrijvingen vaak al heel vroeg vallen. Uit ons interventieonderzoek blijkt ook dat scholen die het keuzeproces intensief, gedurende twee jaar begeleiden, meer tevreden leerlingen hebben in de eerste graad. Leerlingen weten ook nog beter waarom ze voor die school en optie hebben gekozen.
Onze school betrekt ouders bij leerlingenactiviteiten rond de overgang van basis naar secundair en andersom.
Ouders geven in de interviews aan dat ze weinig wisten van wat hun kind rond de overgang deed op school en dat ze daar graag van op de hoogte zouden zijn. Onze projectscholen stelden vast dat die driehoeksgesprekken een groter onderling begrip en meer kennis over wederzijdse motieven en ideeën opleveren.
In onze school voeren leerkrachten persoonlijke (loop)baangesprekken met leerlingen doorheen de hele basisschool.
Leerlingen geven in de interviews en focusgroepen aan dat ze voor hun studie- en schoolkeuze veel halen uit een persoonlijk gesprekje met hun juf of meester. Ook leerkrachten zelf zijn héél enthousiast over deze kindcontacten. Het vraagt een groot engagement maar ze krijgen er heel veel voor terug.
Onze school investeert in laagdrempelige vertrouwensfiguren.
Leerlingen en ouders geven in de interviews aan veel te hebben aan een persoonlijk contact waar ze terecht kunnen met specifieke vragen over studie- en schoolkeuze. Soms wordt er hiervoor samengewerkt met externe organisaties maar ook zorgcoördinatoren die op de gang zitten tijdens een oudercontact, consultatiemomentjes bij het CLB en gesprekken met leerkrachten aan de deur hebben hun effectiviteit bewezen.
In onze school geven we ouders en leerlingen meerdere keren, op verschillende manieren en gericht informatie over het secundair onderwijs.
Belangrijke informatie komt nu vaak niet aan bij ouders en leerlingen. De helft van de ouders geeft bijvoorbeeld aan geen advies te hebben gekregen van de school. Ouders willen soms geen informatie horen over bepaalde scholen omwille van het ‘publiek’ dat daar zit. Ouders en leerlingen moeten kansen krijgen om informatie te laten bezinken, ze thuis nog eens te bespreken en om vragen te formuleren. Ze moeten ook meerdere kansen krijgen om zich open te stellen voor bepaalde informatie die ze misschien liever niet horen.
Onze school laat leerlingen zo veel mogelijk domeinen verkennen.
Heel wat interessegebieden komen weinig of niet aan bod in de basisschool. De focus ligt vooral op prestaties voor wiskunde en Nederlands. Denk dan bijvoorbeeld aan domeinen als voeding en horeca, STEM, economie en organisatie, land- en tuinbouw, sport. In de praktijk zien we dat leerlingen zich meer openstellen voor zulke keuzeopties in de eerste graad als ze er in de lagere school al mee in contact kwamen. Leerlingen op die leeftijd moeten kansen krijgen om concrete ervaringen op te doen, anders kunnen ze zich absoluut geen beeld vormen van bepaalde domeinen.
Onze school werkt samen met secundaire scholen en externe partners om het leeraanbod te verbreden.
Leerlingen en leerkrachten in onze projectscholen gaven aan dat de samenwerking met ouders, secundaire scholen, buurtwinkels en andere organisaties voor hele andere invalshoeken zorgde die verrijkend waren voor het schoolteam en voor de leerlingen.
In onze school dagen we leerlingen uit op verschillende leerdomeinen en verwachten we veel van hen.
Uit ons onderzoek blijkt dat leerlingen die geen 7/10 halen op wiskunde of Nederlands zich gefaald voelen. Hun futiliteitsgevoelens (het gevoel dat school niets voor hen is) in de basisschool zijn al hoger dan die van andere leerlingen. Zet maximaal in op het verkennen en capteren van de kwaliteiten en interesses van élk kind en breng groei in kaart.
In onze school zijn we heel alert voor 'watervaluitspraken'.
We zijn allemaal doordrongen van het watervaldenken. Uit ons onderzoek blijkt dat watervaluitspraken nefaste gevolgen hebben voor onderwijsloopbanen van leerlingen. Leerlingen die voor een optie kiezen die in hun ogen minder status heeft (bv. techniek), hebben hogere futiliteitsgevoelens (het idee dat school niets voor hen is) en vertonen al een zekere mate van schoolmoeheid in vergelijking met leerlingen die opteren voor Latijn en moderne wetenschappen.
Onze school werkt samen met secundaire scholen om informatie over het secundair onderwijs te verzamelen en erover te communiceren.
Het secundair onderwijs is niet te vatten is in een PowerPointpresentatie. Basisscholen die in interactie gingen met secundaire scholen via bv. gesprekken met oud-leerlingen, snuffelstages voor leerkrachten of via gesprekken over onthaal en intakebeleid kunnen een veel genuanceerder beeld schetsen van het onderwijslandschap. Informatie, rechtstreeks van de secundaire scholen, komt ook goed binnen bij ouders.
In onze school investeren we in de langdurige en gezamenlijke professionalisering van het schoolteam in 'breed kijken naar leerlingen'.
Uit ons onderzoek blijkt dat schoolteams nog zeer sterk gefocust zijn op prestaties voor wiskunde en Nederlands. Talenten worden vaak gebruikt als stoplap voor minder goede prestaties op wiskunde en Nederlands. Die minder goede presteerders hebben dan een talent voor WO of voor dans. Maar wat betekent dat talent voor WO dan juist? Leerkrachten zouden kansen moeten krijgen om zich zeer diepgaand te professionaliseren op dit terrein en zich bewust te worden van de enge kijk op leerlingen die ze nu soms hanteren.
In onze school investeren we in de langdurige en gezamenlijke professionalisering van het schoolteam in het coachen van leerlingen en het versterken van eigenaarschap van leerlingen.
In de praktijk zien we dat leerkrachten, zeker bij de meest kwetsbare leerlingen, het keuzeproces overnemen vanuit de beste bedoelingen. Leerlingen zijn ook écht nog te jong om het volledige eigenaarschap op zich te nemen. Ze zijn niet bezig met hun toekomst, wel met de emotionele overstap naar de ‘grote school’. Leerkrachten kunnen door gerichte coaching wel een sleutelrol spelen in het geleidelijk leren opnemen van eigenaarschap. Met het hele team samen en op lange termijn kunnen leerkrachten leerlingen wél een stem geven.
In onze school durven we het oriënteringsbeleid kritisch onder de loep nemen.
We stellen vast in de praktijk dat scholen een eigen, vaak impliciet, oriënteringsbeleid hebben en dat het oriënteringsbeleid van scholen onderling sterk verschilt. Sommige scholen verwijzen bijvoorbeeld veel meer leerlingen door naar de B-stroom dan andere scholen. Andere scholen prefereren doorverwijzingen naar een autonome middenschool, nog andere verwijzen door op basis van talenten. Een externe blik binnenhalen of eens gaan luisteren naar een andere school, kan leerrijk zijn.
In onze school expliciteert het schoolteam de visie op onderwijsloopbaanbegeleiding en verbindt ze met de pedagogische visie van de school.
In de praktijk merken we dat onderwijsloopbaanbegeleiding verbonden is met een heel aantal beleidsthema’s zoals bijvoorbeeld breed evalueren, differentiëren, ouderbetrokkenheid,… Onderwijsloopbaanbegeleiding staat dus helemaal niet los van andere dingen die op school gebeuren. Hoe breder de visie op onderwijsloopbaanbegeleiding, hoe kwaliteitsvoller de begeleiding van het studie- en schoolkeuzeproces.
In onze school expliciteren we begeleidingstaken voor onderwijsloopbaanbegeleiding en verdelen we ze over het hele schoolteam.
Er gebeurt vaak al veel meer in een school dan je denkt. Initiatieven van leerkrachten blijven vaak onder de radar omdat ze niet verbonden worden aan onderwijsloopbaanbegeleiding van leerlingen. Als het thema besproken wordt op bv. een teamvergadering, komen deze mooie initiatieven wel naar boven en kunnen ze verbonden worden aan de gemeenschappelijke doelstelling. Daardoor worden ze krachtiger, doelgerichter en komen ze beter aan bij leerlingen.